20 NEDERLANDS
Bezig met opladen (80 - 100 %).
Opladen voltooid.
Accu defect.
LET OP
1. -
bedieningsinstructies voor de acculader.
2.
leest u eerst alle instructies en waarschu-
3.
4.
5. -
acculader.
6. Laad de accu niet op in de buurt van ontvlam-
7.
natte omstandigheden.
8. Draag de lader nooit aan het netsnoer en geef
-
9.
lader draagt.
10. Na het opladen of voordat u de acculader
niet aan het netsnoer.
11. Zorg ervoor dat het netsnoer op een plaats ligt
12.
13.
14. -
15. -
16. Zorg ervoor dat de ventilatieopeningen van de
17.
18. -
Opladen
Deze lader kan twee accu’s tegelijkertijd opladen.
1. Sluit de acculader aan op een wisselstroomvoe-
ding van de juiste spanning. De oplaadlampjes
langzaam knipperen herhaaldelijk groen.
2. Steek de accu langs de geleiderand in de accula-
der tot hij stopt.
Fig.2
De afdekking van de aansluitpunten op de lader
kan worden geopend door het erin steken van de
accu, en kan worden gesloten door het eruit tre-
ken van de accu.
3. Nadat de accu in de acculader is gestoken, veran-
dert de kleur van het oplaadlampje van groen naar
blauw en begint het opladen. Het snel knippe-
rende blauwe lampje geeft aan dat de acculading
tussen 0% en 80% ligt, en het continu brandende
blauwe oplaadlampje geeft 80% tot 100% aan. De
hierboven genoemde waarde van 80% is slechts
een benadering. Deze waarde kan verschillen met
de accutemperatuur en de toestand van de accu.
4. Nadat het opladen klaar is, verandert het oplaad-
lampje van blauw naar groen.
5. Nadat het opladen klaar is, verwijdert u de accu uit
de acculader en trekt u de stekker van de lader uit
het stopcontact.
OPMERKING: De oplaadtijd varieert met de temperatuur (10 °C tot 40 °C) waarbij de accu wordt geladen en met
de toestand van de accu, bijvoorbeeld een accu die nieuw is of lange tijd niet is gebruikt.